Spring naar inhoud

‘Een eeuw Palestrinastraat’ een vermelding (pag. 63) dat Reve een familie bezocht in deze straat, waar veel bekende Nederlanders hebben gewoond o.a Fred van der Wal van 1944-1958

juli 28, 2020

fred van der wal
28 juli 2020 op 12:51
Geruime tijd geleden heb ik ooit eens geschreven dat ik Reve in de Palestrinastraat te Amsterdam een keer tegen kwam met zijn vriendje Tommy Gerardsz, ex-klasgenoot van mij tijdens mijn periode aan het Vossiusgymnasium en het Christelijk lyceum in de Moreelsestraat. Jij betwijfelde dat in hoge mate zoals jij wel meer twijfels ventileerde over mijn beweringen. Toevallig kwam ik vandaag in het boekje ‘In de schaduw van het Concertgebouw. Een eeuw Palestrinastraat’ een vermelding (pag. 63) tegen dat Reve een familie bezocht in deze straat, waar veel bekende Nederlanders hebben gewoond o.a Fred van der Wal van 1944-1958. Daarnaast bezocht Reve tijdens WO 2 de zogenaamde literaire salon in de even prestigueuze Valeriusstraat, zoals bekend ligt deze straat achter de Obrechtkerk in het verlengde. Bezoek aan communistenleider Paul de Groot werd bezocht door de Reves. De communistische voorman wordt door Reve beschreven in ‘Nader tot U’. Reve had contact met de dochter van Paul de Groot. Zij heette Roosje.

 

fred van der wal
28 juli 2020 op 13:22
Correctie: Reve en Hermans bezochten de Literaire salon van juffrouw Frielink pas na de oorlog. Gerrit Kouwenaar en Tientje Louw introduceerden in november 1949 Gerard van het Reve en Hanny Michaelis op deze avonden, Van het Reve noemde die met gevoel voor understatement ‘De letterkundige salon van juffrouw Frielink’.

 

Van: Huub Mous <huubmous@gmail.com>
Verzonden: dinsdag 28 juli 2020 16:20
Aan: krietak@hotmail.com <krietak@hotmail.com>
Onderwerp: Re: [huubmous.nl] Reactie: “Herinneringen aan Reve”
Mooi om te horen. Ik geloof je op je woord. In de Palestrinastraat kwam ik als kind veel in de jaren vijftig, want mijn schoolvriend woonde daar, tegenover Hotel Trianon. Zelf woonde ik in de Watergraafsmeer, in de (Johannes) van der Waalsstraat, niet ver van het Galileïplantoen, door ons destijds ‘ Het Gallie” genoemd, waar we ijs haalden bij snackbar Gebroeders Haen, jou niet onbekend neem ik aan.

 

Op di 28 jul. 2020 om 13:22 schreef fred van der wal <wordpress@huubmous.nl>:
red van der wal
Di 28-7-2020 16:53
Mijn grootouders woonden jaren rond 1930 aan de Bredeweg, Watergraafsmeer en vertrokken naar de Palestrinastraat, waar ze tot 1958 woonden. Begin jaren ’60 kwam ik regelmatig op het Mariotteplein 17 waar mijn toenmalige, stijl gereformeerde vriendin woonde. In de jaren ’70 betrok ik met echtgenote en dochters Galileïplantsoen 102, een woning in de vrije sector na een periode woonachtig Nieuwe Spiegelstraat 48. Ik deed de woning aan het Galileïplantsoen over aan kunsthistoricus drs. Graham Birtwistle. In ’78 vertrokken wij naar Friesland, waar mijn werk geboycot werd door overheid, galeries en door de fijne links draaiende melkzure collegaatjes in de kunstenaarssteun. Via aan en verkoop van huizen en beleggen in tech aandelen werd ik 1999 miljonair in guldens, door stijgen koersen nu al jaren in euri. Invitaties voor exposities in de VS en Europa (vanaf 1967), die ik overigens doorgaans en ook recent nog weigerde, na een lovende recensie paar weken geleden door kunsthistorica Laura Sweet uit L.A. kreeg ik verzoeken om schilderijen te vekopen aan klanten in L.A. en San Francisco. Ik heb om die reden Friesland en zijn bevolking niet nodig. Wonen in Friesland? Mijn God…welk een lot!

 

Van: Huub Mous <huubmous@gmail.com>
Verzonden: dinsdag 28 juli 2020 16:20
Aan: krietak@hotmail.com <krietak@hotmail.com>
Onderwerp: Re: [huubmous.nl] Reactie: “Herinneringen aan Reve”
Mooi om te horen. Ik geloof je op je woord. In de Palestrinastraat kwam ik als kind veel in de jaren vijftig, want mijn schoolvriend woonde daar, tegenover Hotel Trianon. Zelf woonde ik in de Watergraafsmeer, in de (Johannes) van der Waalsstraat, niet ver van het Galileïplantoen, door ons destijds ‘ Het Gallie” genoemd, waar we ijs haalden bij snackbar Gebroeders Haen, jou niet onbekend neem ik aan.

 

Op di 28 jul. 2020 om 13:22 schreef fred van der wal <wordpress@huubmous.nl>:
Nieuwe reactie op je bericht “Herinneringen aan Reve”
Auteur: fred van der wal (IP-adres: 77.165.28.216, 77-165-28-216.fixed.kpn.net)
fred van der wal
Di 28-7-2020 16:58
Herinner me in de Watergraafsmeer 2 petat tenten, eentje vlak bij het Mariotteplein, na drie maal op zondag kerkdiensten in de gereformeerde kerk onder dwang van vriendin bezocht (1963-1966) in de avond petatje halen, hetgeen in het geheim moest geschieden, want door ouders vriendin werd het als doodzonde betiteld, net als een filtersigaret roken of naar de Rolling Stones luisteren. The devil made them rock and roll.

 

Ik was een klasgenoot van Thommy Gerardsz, die figureerde in “Nader to U”van Gerard Reve

In de eerste klas van het christelijk lyceum was ik een klasgenoot van Thommy Gerards, die al op veertienjarige leeftijd in het los geslagen gedrogeerde Leidseplein milieu verzeild raakte en aan de hand van een graficus (Jan M.) ten onder ging in de wereld van de half mislukte contraprestatie zolderkamer- en kelder artiesten.

Thommy G. was een olijk jongetje met vanaf den beginne al een grote homophiele aan leg, dat was mij al snel duidelijk uit zijn reakties op de naakte lijven van de klasgenootjes in de kleedkamer voor en na de gymnastiekles. Hij was aanwezig bij een aanranding van mij door een oudere jongen in gezelschap van nog zes klasgenootjes die mij uen lang misbruikten in de gymzaal.

Tommy hield van rock ’n roll platen en kwam uit een zwaar door de oorlog geteisterd Joods gezin waar hij niet te handhaven was en onder voogdijschap werd gesteld. Hij kreeg semi artistieke vrienden, die aan de verdovende middelen zaten. In die eerste klas van het christelijk lyceum kreeg hij een vriendinnetje waar mee hij de poffertjestent bezocht, toen een tref centrum van de opstandige Leidsepleinjeugd. Het meisje Elsje S. werd de latere vriendin in 1972 van de surrealistiese schilder Chris van G. Ik kwam Tommy nog een keer tegen in het gezelschap van de toen nog relatief onbekende Gerard van het Re ve, die ons gesprek onderbrak met de opmerking: Ik praat niet met kinderen!”
Een andere keer was ik er bij dat Thommy een hard pornoboekje kreeg van een vriend die aan de kunstnijverheidsschool studeerde. We bekeken de fotos met rode oortjes. Na juni 1957 verloor ik Tommy G. uit het oog en pas begin jaren zestig hoorde ik iets van hem toen hij abstrakte tekeningen ging exposeren, ik geloof in 1962 bij Galerie Mokum die toen nog niet een keuze voor het realisme en het surrealisme gemaakt had.

In 1966 kwam bij uitgeverij G.A. van Oorschot te Amsterdam het boek “Nader tot U” van Gerard Kornelis van het Reve uit en tot mijn verrassing las ik op pagina 69 tot 72 het ver haal over het bezoek dat Thommy G. met zijn map tekeningen aan van het Reve bracht en hoe het onvermijdelijk verliep in een waas van marihuana en homo erotiek.

Het volgende fragment uit “Nader tot U”met betrekking tot Thommy G. volgt hieronder : “Portfolios had ik heel wat gezien, peinsde ik, die men maar al te dikwijls, wegens het gro te formaat, door botsingen in de bochten van donkere trappen, tot dwarrelende uitzaai ing van de kolleksie, uit zijn poten moest laten vallen, als men al niet zelf een doodsmak maakte. Ik schudde het hoofd en dacht, heel stil zittend, opeens aan Thommy G., die nog maar een paar maanden dood was en die de laatste keer dat hij in Amsterdam bij mij langs was geweest, ook een portfolio bij zich had gehad en had open-gemaakt om mij zijn met zwarte inkt gemaakte pentekeningen te laten zien, opeenhopingen van snel uit gevoerde, lus-achtige figuurtjes, die wellicht mensen uitbeeldden, zodat de tekeningen misschien menigtes moesten voorstellen (‘mas-saatjes,’ zei Teigetje later) die soms stil staand, soms naar links of naar rechts in beweging zijnd, moesten worden begrepen. Toen hij er een paar op de vloer had gelegd, was ik er, zittend op het bed, naar begon nen te staren, maar ik kon er niks in zien, God mocht het me vergeven, en piekerde tot mijn kop zowat barstte om iets waarderends te bedenken dat ik er over zou kunnen zeg gen, want ik was hem van liever-lede steeds liever en geiler gaan vinden, met zijn jong enshaar, zijn jongensgezicht en zijn schooljongenslichaam in violette of groene korduroj broek, en droomde ervan, hem eens in zijn Geheime Opening te mogen bezitten. Mijn gepieker was echter niet nodig, want de jonge kunstenaar had al een sigaret gerold van iets geweldig krachtigs, ‘weed’ met nog iets wittigs erdoorheen, zodat hij al na de eerste paar trekken om alles giechelde en één of twee, weinig belangwekkende mededelingen een groot aantal keien met vrijwel gelijkluidende woordkeus herhaalde en een paar maal opmerkte, dat hij alles ‘hardstikke fijn vond’.

‘Hebben ze namen? Ik bedoel: heb je ze titels gegeven?’ vroeg ik. Nee, namen hadden zijn tekeningen niet. ‘Maar dat moet wel,’ betoogde ik. ‘Laten we maar eens kijken.’ Thommy begon met potlood, in goed leesbaar schrift, op een bloknootje, in opeenvolgen de nummering, de benamingen op te schrijven, die ik, telkens als hij een nieuwe tekening tevoorschijn had getrokken, voorstelde.

‘Je nummert de tekeningen zelf toch ook wel?’ had ik hem nog gevraagd.‘Anders weet je bij wijze van spreken straks niet meer wat voor naam op wat voor tekening slaat.

’ Nee, dat onthield hij zo ook wel.

‘Het is je eigen werk, en dat ken je natuurlijk,’ had ik beaamd. Terwijl ik hem, nadat hij naast mij op het bed was komen zitten, telkens streelde en even aanhaalde, verzon ik de benamingen, waarvan ik me niet één meer kan herinneren, al weet ik nog wel dat ze alle in de trant waren van ‘Structureel Doorzicht’, ‘Entrissen sind wir dem Tageslicht’, ‘Impasse 1964’, en dergelijke, alle met woest, geestdriftig gegier door Thommy begroet en geno teerd. Toch was ik nog steeds blijven piekeren, want, zo geil als ik van hem was, had ik er toch tegen opgezien om hem in al te vast verkeer over de vloer te krijgen, want hij kon, dat wist ik, in wat voor kamer ook, en net zo goed in een bed als op een divan, zonder bezwaar twintig uur aan één stuk door slapen, stond zelden vóór smiddags half één op, ging in geen geval ooit voor een uur of drie snachts naar bed, en had me al een paar keer tegen middernacht uit een of andere leuke kroeg opgebeld, ‘dat ze nog even wat zaten te praten’, maar dat hij ‘beslist vóór enen’ nog bij me was, en dat het zeker wel goed was als hij ‘Leopardo’ of ‘Vitessa’, of beiden, meebracht, onveranderlijk een slome haarboer respektievelijk een brochessmedende kunstnijverheidstrut die, nog nauwelijks binnen en nog nooit van het begrip burengerucht gehoord hebbend, begonnen zeuren over het ontbreken van muziek, meestal gevolgd door vage klachten dat ze wel ‘trek’ had den – als ze al niet zelf je ijskast openrukten (Thommy zelf, hij ruste onder Gods vleu gels, was helemaal niet zo); eigenlijk niets dus, dit alles,voor de ‘burger-schrij ver’, want al durf ik niet te zweren dat ik elke dag vóór zevenen uit en vóór middernacht weer in ben, het hoort wel zo te zijn, dat weet u trouwens even goed als ik.Maar Thommy was dus dood, met gas, in de nieuwe flat woning in H., van weer een geheel andere kunstnijveraar ster of misschien sociologe, op de zondagmorgen na Nieuwjaar toen hij alleen in de wo ning was geweest en de slang van het fornuis had losgetrokken, met opzet of niet, daar kwamen ze zo gauw niet uit, want hij kon ook, wankelend van de ‘weed’ waarmee hij zich weer had volgeblazen, vóór het fornuis gestruikeld zijn en de slang daarbij hebben los gemaaid en daarop hadden de autoriteiten het tenslotte maar gehouden, ook al omdat het er verder weinig vakkundig uit had gezien, niet met kop in de oven bijvoorbeeld, en ook niet met alles potdicht, want er had waarempel nog een bovenlicht opengestaan.Toen dat alles was uitgezocht, hoefden we alleen nog naar de kremaatsie in Den Haag toe, op een vrijdag, Teigetje en ik, samen met kandidaat-katoliek A., die wel een jaar of zes lang met Thommy ‘had opgetrokken’ en hem zelfs al gekend had in de tijd dat Thommy, om dat het ‘thuis niet meer ging’ in een of ander tehuis of jeugdhaven had gezeten, en die, van het doodsbericht af, aan allerdiepste neer slachtigheid ten prooi was geraakt. We ging en, wegens nutteloosheid van een automobiel tijdens de spitsuren, met de trein.In het begin was ik, gesterkt door een flinke ochtendronk,heel monter geweest, want ik houd eigenlijk wel van begrafenissen en dergelijke, maar van lieverlede was het lelijk gaan teg envallen, en was het me in de etablissementen van die merkwaardige, lijkverwerkende industrie, in de aula te machtig geworden, zodat, toen er na alle gegoochel met harmo nika deuren en de plotselinge aanblik van een lichtbak als in een bioskoop, die STILTE UITVAART vermeldde, nog een dominee bij gehaald bleek te zijn ook die al begon te bladeren en zijn keel schraapte, ik na een malle opmerking wild jankend naar buiten was gelopen, en bij het hek snik-kend was blijven wachten, waar zich spoedig twee jonge-dames bij me hadden gevoegd die ook, maar iets later, tijdens de dominee zijn toe spraak, waren weggelopen, en van wie de ene vertelde dat ze voor de oorlog vlak bij mij in de buurt had gewoond, in de Smaragdstraat of op het Smaragdplein, en in de oorlog als jodin naar Engeland was ontkomen, en na de oorlog met een niet-joodse Duitser, een chemicus, was getrouwd, om zichzelf ‘nog meer te straffen’, of wegens een soortgelijke teorie, wat ik allemaal natuurlijk niet meteen hoorde, maar pas veel later; de andere jong edame, met misschien een witte trui aan, en blond, die iets panterachtigs en ook wel iets lesbies over zich had, vond ik meteen geil, op een bepaalde manier, als dat bijna licht gevend roze snoepgoed dat het gehemelte stuk etst. Ik sprak in gierende, soms door een zonderlinge beweeglijkheid van mijn huig, stokkende uithalen, waarvan, ondanks mijn ontroering, de belachelijkheid maar al te duidelijk tot mij doordrong, maar die de beide jongedames niet scheen op te vallen. De blonde en geile had in het centrum van Amsterdam in hetzelfde krot als Thommy een of ander atelier gehad, of had dit nog steeds, maar wat ze precies deed is mij niet bijgebleven, en ik geloof ook niet, dat ik het haar gevraagd of van haar gehoord heb -misschien had ze iets met handel of mode te maken, zoiets, denk ik. We stonden elkaar bij het hek een hele tijd gelijk te geven. ‘Moet je horen,” zei ik toen. ‘Ik moet hier blijven staan, want ik moet wachten op mijn vriend, en op nog iemand’ -waar haalde ik de woorden vandaan? – ‘en ik zie hier vlak bij niks dat op een drankzaak lijkt.’

 

Fred van der Wal:

Via Elsje S., een meisje met opvoedingsproblemen uit de indertijd beruchte Amsterdamse poffertjestent, de ex vriendin van Tommy, hoorde ik dat hij op Leidsepleinfeestjes bij wijze van stunt op het hoogtepunt van de festiviteiten regelmatig zijn eigen kop in de gas oven stak ter leringe en vermaak van de andere gasten. Volgens Elsje was het nooit de bedoeling geweest van Tommy om zelfmoord te plegen en zeker niet met gas, een manier die hij niet met zijn Joodse achtergrond in overeenstemming kon brengen

 

From → Zonder categorie

One Comment
  1. fredvanderwal permalink

    Dit is op Fredvanderwal's Weblog herblogd.

    Like

Plaats een reactie